Generatie III b

IIIb

Lambertus van Alsema (zoon van IIb), ged. 22.01.1709, koopman, bloembollenhandelaar, deurwaarder, overl. voor 1753 ???1755, tr. 11.07.1738, huwelijkscontract 12.06.1738 Bettien van Bolhuijs (spellingsvariant Bettjen), ged. 27.01.1715, overl./begr. 05.09.1755 / 12.09.1755, woonde aan de Rademarkt, dochter van Popko Harmens van Bolhuijs en Jantien Baas. (spellingsvariant: Jannes/Jansen Baes, Bos). (Bettien wordt in het register van begravenen ingeschreven als Betje Abels van Bolhuis.)

Bron: Gemeente Groningen. Huwelijkscontracten Groningen 1738 mei aug, archiefnummer 1534, inventarisnummer 3585, aktenummer 1534.

Uit dit huwelijk zijn te Groningen geboren:

  1. Tiebbe van Alzema, ged 17.07.1739, in Steentilstraat, begr. 06.12.1745.(??) (vader wordt genoemd Lambertus van Atzema.)
  2. Maria van Alsema, ged. 16.11.1742, overl. voor of in 1776, tr. Appingedam 21.12.1768,huwelijkscontract 21.12.1768 Henricus Busz, ged. 19.09.1745, begr. Spijk 27.08.1795, winkelier / landbouwer, zoon van Daniël Lambert Busz, commies en Anna van Giffen. (Henricus Busz hertrouwt Spijk/Bierum 26.07.1776 Diewerke Alberts.)
  • N.N. van Alzema, kind weduwe deurwaarder 11.05.1753.
  • N.N. van Alzema, kind van de weduwe deurwaarder 12.06.1753.

Maria en Hindericus zijn familie van elkaar. Hun respectievelijk grootmoeder Anna Busch en  grootvader Hendericus Bus waren broer en zus.

De gegevens over het overlijden van de kinderen van Lambertus van Alsema zijn gevonden in de Naamrol van het Koopmans- of kramersgilde 1741-1798.

Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.

Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.

Bron: Opregte Groninger courant 07.09.1751.

Uit deze advertentie blijkt dat Lambertus van Alssema zich niet alleen bezig hield met de teelt en de verkoop van bloemen en bloembollen maar ook als veekoopman zich een inkomen verschafte.

Bron: Opregte Groninger courant 28.10.1755.

De voogden van Maria van Alssema, de enige dochter van Lambertus van Alsema en Betjen van Bolhuys zetten het huis aan de Rademarkt en nog vier kamers in de Prinsenstraat te koop.

Op 22 januari 1738 koopt Lambertus van Alsema het Oldamster deurwaardersbedieninge.  Het hiervoor benodigde geld, 1000 carolus gulden, leent hij van zijn ouders, de koopman Tebbo van Alsema en Aaltjen Bos.  (R.A. Groningen, IIIx 117, fol. 126.)

Op 22 september 1739 verkoopt dominee Gerhardus Altingh aan Lambertus van Alsema en zijn vrouw Betje van Bolhuis de ware eigendom van vier jaarlijkse grondpachten die liggen op huisen van verschillende personen voor de somma van 100 carolus gulden. (R.A. Groningen, IIIx 120, fol. 159.)

Op 20 februari 1739 verkoopt de weeskamerdienaar Jacob Veldthoen en zijn vrouw Anna Maria Stuir de gerechte helft van hun hof die buiten de Oosterpoort ligt in de zogenaamde Witte- of Lattensteeg.  De swetten zijn: ten noorden de kapitein Lijphart , ten oosten de steeg,ten zuiden  de steeg ten westen de verpachters. De pacht geschiet voor acht jaar beginnende op 22 februari 1739 en eindigt op februari 1747. De koopsom bedraagt 135 gulden. (R.A. Groningen, IIIx119, fol. 242v.)

Op 22 augustus 1742 koopt de deurwaarder Alsema diverse percelen grond gelegen buiten de Oosterpoort. Hij koopt twee tuinen waarvan de beklemming van één tuin al zijn eigendom is. Verder nog een tuin die door Tommijs Hendrx wordt gebruikt en nog de grond van ee  tuin die aan de vaandrig van Dam toebehoort. Ook wordt nog gekocht de grond van een tuin van Stephanus Bulthuijs. De verkopers zijn Hermannus Hemsing, als voogd over zijn kinderen en Gerhardus Hamsing. Koopsom bedraagt 503 carolus gulden. (R.A. Groningen,  RA IIIx 125, fol. 16v.)

Op 25 juli 1743 wordt Lambertus van Alsema genoemd als voogd over het minderjarige dochtertje van de commies Daniël Lambertus Busz. (R.A. Groningen,  IIIx 126, fol. 145.)

Op 19 februari 1745 tekenen Lambertus van Alsema en Betjen van Bolhuis de koopakte van een huis aan de westzijde van de Rademarkt.  Hij koopt dit huis, waarin hij zal overlijden, van de brouwer Peter Menses en zijn vrouw Frouke Lesterhuis. Achter het huis bevindt zich nog een hofje. Er moet jaarlijks vijf carolus gulden aan grondpacht worden betaald aan vrouw van Dorth.  Ten noorden van dit huis woont Arijs Geertsema en ten zuiden is Jan Alberts de buurman. Ten westen woont Arent Wijnevoort. Speciaal wordt nog genoemd een vrije uitgang naar de Princenstraat. Voor dit huis betaalt Lambertus 1150 carolus gulden. (R.A. Groningen,  IIIx 128, fol. 50.)

Op 13 juli 1745 koopt Lambertus van Alsema een huis met een schuur en de beklemming van een tuin met daarin bomen, planten en plantagiën gelegen aan de westzijde van de Heereweg, buiten de Oosterpoort. In deze akte wordt Lambertus genoemd de Oldamster deurwaarder. Voor dit huis moet jaarlijks 50 gulden worden betaald aan het Heilige Geest Gasthuis. De koopsom bedraagt 1325 gulden.  (R.A. Groningen,  IIIx 128, fol. 184v.)

Op 11 september 1749 vertegenwoordigt Lambertus van Alsema zijn vrouw Betjen van Bolhuis bij de verkoop van zes vrouwenzitplaatsen in de doopstoel van de Martinikerk met nog twee banken aldaar aan de zuidzijde van de pilaar aan de oude doopstoel. De verkopers zijn verder  de houtkoper H. van Bolhuis, als curator over Meijndert van Bolhuis en de hopman T. van der Have namens zijn vrouw Elisabeth Nielands, de weduwe van de luitenant J. van Bolhuis. Koper is Elisabeth Nielands. Zij betaalt voor deze plaatsen in de Martinikerk 415 carolus gulden. (R.A. Groningen,  RA IIIx 133, fol. 159.)

De deurwaarder Lambertus van Alsema koopt op 10 juli 1750 van de hoofdman Gerhard Jacob Keiser, die optreedt als executeur van wijlen mevrouw  Alijde Frugger, de weduwe van de kapitein Onno Lijphard zeven grondpachten gelegen buiten de Oosterpoort.  Van Alsema betaalt voor deze grondpachtgen 717 gulden. (R.A. Groningen,  RA IIIx 134, fol. 207.)

Op 9 november 1750 wordt Lambertus van Alsema genoemd als voogd over de minderjarige zoon van de commies Daniël Lambert Busz en zijn overleden vrouw Anna  Busch.  Lambertus is een neef van Daniël Lambert Busz. Deze moest tante zeggen tegen zijn moeder Aaaltien Busz. (R.A. Groningen, RA IIIx 135, fol 107.)

Op 9 januari 1751 koopt Lambert van Alssema en zijn vrouw Betjen van Bolhuis achtien grazen land, gelegen buiten de A-poort an de Drentsche Laan. De verkopers zijn Everhardus Vriese en zijn vrouw Margarethe Bier. De koopsom bedraagt 1900 carolus gulden. (R.A. Groningen,  RA IIIx 135, fol. 165.)

De bezittingen van Lambertus van Alsema  en Bettien van Bolhuis zijn in deze inventaris uitvoerig beschreven. (R.A. Groningen, Archieven Weeskamer, toegang 1462, inv.nr. 67, d.d. 01.12.1755.)

Bron: Boedelinventaris van Alsema, Maria van ; Bolhuis, Bettien van ; Bolhuis, Meijndert van, 1755 nr. 40. Toegangsnummer: 1462 Weeskamer, 1613 – 1811. Inventarisnummer: 67.