IIId
Hindericus van Alsema (zoon van IIb), ged. 07.05.1717 (in de Herestraat), planten en zaadhandelaar aan de Carolieweg, begr. 24.08.1765, tr.1. 08.05.1745 (huwelijkscontract) Hindrijka Rolijna van Groenenbergh, (spellingsvarianten: Hinderika Rolina, Henrica Roelina), geb. 07.04.1723 (Kattenhage), overl/begr. 27.02.1754/01.03.1754, dochter van Egbartus van Groenenbergh, commies aan het provinciale comptoir en Aaltjen van Marum (stiefmoeder Swaantje Selhuisen); tr.2. 28.09.1756, huwelijkscontract 12.09.1755 Elisabeth Brakel/ Brakels (spellingsvariant: Lysabeth) van Bellingeweer.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Ondertrouwboek 1739-1747, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 179, blad 215.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Ondertrouwboek 1755-1762, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 181, blad 31.
Bron: 1534Volle Gerecht van de stad Groningen, 1475 – 1811 3622 1755-06-02 – 1755-12-24. Bestandnaam: 1534_3622_0156.jpg Datering: 1755-06-02 – 1755-12-24 Volgnummer: 156
Huwelijkscontract Henricus van Alsema en Elisabeth Brakels.
Uit het eerste huwelijk zijn te Groningen geboren:
- Aaltien van Alsema, ged. 24.07.1748.
- Aaltien van Alsema, ged. 24.09.1749.
- Lambartus van Alsema, ged. 07.11.1751.
- Tjabbe Jans van Alsema, ged. 31.01.1753
- Lambertus van Alsema, ged. 19.02.1754.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Algemeen doopboek 1733-1754, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 150.
Bron: Opregte nieuwe Groninger courant. 19-10-1745
Hindericus van Alsema had een zaadwinkel op de hoek van de Caroliweg en de Gelkingestraat. Zijn winkel droeg de wijdse naam: ‘In de Groote Hollandsche Zaat winkel’.
Regelmatig adverteerde hij in de Groninger Courant evenals zijn broer de deurwaarder Lambertus van Alsema. Beide broers waren duidelijk concurrenten van elkaar.
Bron: Opregte Groninger courant. 14-03-1755
Bron: Archief Familie Quintus (1), 1491 – 1961, Toegangsnummer 1464, inventarisnummer 192.
Akte van inzetting van dr. F. Berghuis in zekere roerende goederen van Hinderikus van Alsema. Indeze akte is vastgelegd dat als Hinderikus van Alsema zijn schuld van 110 gulden en 10 stuiver niet voldoet er beslag wordt gelegd op een bedde met zijn toebehoren.
Inschrijving begrafenis van Hinderikus van Alsema.
Bron: Kerkelijke gemeente Groningen. Breukdodenboek 1729-1794, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 194, blad 139.
Dominee Gerhardus Busz Antonides, predikant in Westerwijtwerd en Menkeer verzamelt in de jaren 1798 en 1799 gegevens over zijn voorouders en heeft deze vervolgens ‘eenigzints verder in order gebragt’. Hij deed dit met als doel: ‘Dezelve enigzints om zommige dingen voor de gheele vergeetelheijd te bewaaren’. In deze voornamelijk op de familie Busz betrekking hebbende genealogische aantekening worden ook mededelingen gedaan over aangetrouwde leden. Zo worden door hem ook leden van de familie Van Alsema genoemd. Bijzonder is de informatie over Henderikus van Alsema, het zwarte schaap van de familie. Veel concrete gegevens heeft de dominee niet gevonden of gehoord maar zijn oordeel over deze Van Alsema is duidelijk. Hij heeft het in ’t wilde laaten lopen’. Niemand in de familie heeft ooit meer iets van hem gehoord, aldus de dominee. Dat het inderdaad slecht met Hendericus is afgelopen weten we uit door chirurgen opgemaakte verslagen van zijn lijkschouwing. Hendericus overleed aan de gevolgen van een vechtpartij waarbij hij zo is toegetakeld dat hij deze confrontatie niet overleefde.
Dat de dominee niet kan nalaten te moraliseren blijkt uit het volgende fragment. Veel weet de weleerwaarde heer niet maar wel dat het een ieder die niet naar goede raad wil luisten slecht zal vergaan en derhalve als vuil en verrot van de familie worden afgesneden. Hoog tijd om de dominee zelf aan het woord te laten.
‘De 2de zoon van Tjebbe van Alzema & Aaltje Busz was Henricus van Alzema; wanneer gebooren weet ik niet. Hij is ook getrouwd geweest dog wanneer & an wat vrouw is mij eeven onbekend. Zij hebben ten misten 1 kind gehad, dat ik wel weet, maar of het groot geworden is of niet en of er meer geweest zijn weet ik ook niet, ook niet wanneer hij of zij versturven zijn, zelfs weet ik niet eens of hij leefd of dood is maar het laaste is het waarschijnlijkste, want ik weet nergens van waar hij gestoven of vervlogen is, want hij heeft het in ’t wilde laaten lopen & is dus van de familie vervreemd. En zoo gaat met wel eens meer met desulken die na geen goede raad willen luisteren, datse van de familie dan als een vuil en verrot lid worden afgesneeden, veragt en verworpen, gelijk het met deese Henricus van Alzema gegaan is, want niemand van de familie weet meer van hem, wat ik er ook na gevorscht en gesischt hebbe, ik kan geen narigt meer van hem krijgen.’
Bron: Groninger Archieven. 1763 Bibliotheek RAG: genealogische verzamelingen (GV), 1500 – 2000.
Op 5 november 1744 wordt een akte opgemaakt van de verkoop van een hof, gelegen op eigen grond buiten de Oosterpoort in de eerste steeg. Het is het tweede hof ten noorden in de steeg. Koper is Hinderikus van Alsema. Het hof is al verkocht op 10 oktober 1744. Verkopers zijn Tjaart Naarhuisen en Swaantjen Jans. De koop wordt gesloten op voorwaarde dat de verkopers op eigen kosten een nieuwe heg van iepen zullen planten en wel aan de oostzijde. Bepaald wordt dat er voldoende palen en latten worden gebruikt. Deze heg zal mandelig worden onderhouden. De koopsom bedraagt 100 carolus gulden. (R.A. Groningen, IIIx 127, fol. 259.)
Op 25 juni 1749 verkopen Hindericus van Alsema en zijn vrouw Hinderica Roelina van Groenenbergh aan Hermannus Rouwe twee kamers naast elkaar staande onder één dak ten oosten van de schadsschuur bij het Boterdiep. Ten noorden woont de brouwer Meijer, ten oosten ligt een akker van de weduwe van der Schuur, ten zuiden woont Jan Swart en ten westen ligt de straat. (R.A. Groningen IIIx 133, fol. 126.)
Op 27 oktober 1760 lenen Henricus van Alsema en zijn vrouw Elijsabeth Braakel, echtelieden te Groningen van Claas Claasen te Groningen 600 gulden wegens een obligatie van 17 november 1756.(R.A. Groningen, IIIx 147, fol. 202v.)